Op onze faculteit gebeurt vaak meer dan je denkt. Daarom komen in de rubriek ‘Op de bank van…’ personen aan het woord die een bijzondere functie aan de faculteit vervullen. Deze keer de man die bekend staat als de wijkfluisteraar, maar ook de man die sinds afgelopen mei de functie van PH Onderwijs vervult. We zitten op de bank van: Terry van Dijk.
Wie is Terry van Dijk?
Hoezo?
Dat willen de lezers weten.
Denk je?
Ja, doe nou maar.
Oké. Ik ben een gezonde Hollandse jongen van bijna 16 jaar. Met veel interesses, met humor, relativeringsvermogen en ik ben leergierig. Maar het schijnt dat mijn lijf al bijna 40 jaar op deze aardbol is. En dat ik er nogal afgejaagd uit zie. Dus de meeste studenten zien mij als iemand die van een heel andere planeet komt. Dat vind ik wel eens jammer. Ik voel me als een van jullie.
Wat kenmerkt jou?
Veel mensen zien zichzelf en anderen als eendimensionale figuren. Plat. Ik zie mezelf als meervoudig. Ik ben vader. En ouderling. En minnaar. En bestuurder. En onderwijzer. En onderzoeker. Ontwerper ook. Ingenieur. En timmerman. Schilder. Motocrosser. Stratenmaker. Krachtsporter. Pianist. Bas. Kletskous. Gepassioneerd maar ook rationeel. Denker maar ook graag fysiek bezig. Gelovig en wetenschapper. Dienstbaar maar ook solist. Ik kan van een middag op de crossbaan machtig genieten, maar ook van een grote klassieke symfonie. Ik ben een van de sterkste kerels van mijn sportschool, maar stond ook op het podium van het Concertgebouw als zanger. Ik weet heel veel van tuinplanten, reptielen (leguanen en schildpadden op mijn werkkamer thuis) en ook van techniek. Ik kan volmaakt gelukkig worden van een wandeling door een stil dorpje in het Duitse heuvelland, maar ook van een kolkende winkelstraat in Hong Kong.
Dus je bent alles?
Homo universalis. Een beetje wel ja. Dat vind ik wel lollig. Wat ik echt totaal níet ben is competitief. Het hele idee van willen winnen begrijp ik totaal niet. Ik was op het VWO een fysiek sterke zwemmer, maar had niet de drang om te winnen dus werd ik weer uit de selectie gegooid. Dat zit nog steeds niet in mijn systeem. Mensen raken daar wel eens van in de war.
Hoe komt dat zo? Die brede ontwikkeling?
Ik groeide op in een eenvoudig gezin in een eenvoudig provinciestadje. In de tijd zonder internet en commerciële TV-zenders. Ik kwam met heel veel in aanraking. Met de jongens uit de straat speelde ik op bouwplaatsen. We namen hout mee en bouwden daar karren en aanhangers van. We vingen kikkers en salamanders in de weilanden, maakten hokken voor ze, sleutelden aan brommers en scheurden wat rond. Bouwden met Lego de Efteling na. We maakten zelf verhalen en spelshows op casettebandjes en schreven computerprogramma’s op de eerste Atari thuiscomputers. De creativiteit kwam vanzelf. Alles is leren.
En je studententijd?
De studies in Wageningen waren heel breed. Je kon alles kiezen wat je maar wilde. Best veel wiskunde deden we trouwens, en vegetaties karteren in het bos, bodemprofielen analyseren, landbouweconomie, milieurecht, veel ontwerpstudio’s en ook een graafmachine leren besturen. Ik vond dat geweldig. Wij vroegen niet of het allemaal wel nodig was en op elkaar aan sloot. Het was gewoon boeiend. We hadden geen haast. Ik woonde er in de bossen, daar kon je hardlopen, mountainbiken, naar een specht luisteren. Ik tekende toen ook veel, villa’s en boerderijen. Verkering had ik thuis al, zij is altijd de vlam van mijn leven gebleven. Uitgaansleven had je daar trouwens sowieso niet veel. Maar ons studentenhuis was heel relaxed.
En nu in het bestuur van onze faculteit?
Ja, hoe vind je die? Niet naar gezocht, toch gekregen. Heel boeiend werk. Lastig ook, hoor. Je moet over dingen nadenken die je op de werkvloer niet altijd ziet. Het totaalplaatje, de verdere toekomst van het onderwijs, de beperkingen waarbinnen je als faculteit moet werken. Mensen verwachten dat je duidelijkheid geeft, maar ook dat je niets doet zonder draagvlak. Een hele nieuwe wereld. Nu ik een jaar op weg ben begin ik het gevoel te krijgen dat ik weet wat ik doe.