Één keer in de zoveel tijd publiceert Girugten essays, papers en andere opdrachten die gemaakt zijn door studenten uit verschillende jaarlagen voor verschillende vakken. Deze publicaties kunnen door jou worden gebruikt als inspiratie voor het maken van dezelfde opdracht of bijvoorbeeld voor het bedenken van een onderwerp voor je scriptie. Één ding hebben de artikelen met elkaar gemeen: het zijn de door de docent als beste of leukst bestempelde artikelen. Wil jij jouw artikel terugzien op de Girugten website? Dan weet je wat je te doen staat!

Ruimtelijke Planning 3: Governance Dynamics is een tweedejaars vak waarin studenten voortbouwen op de algemene planologische en geografische basiskennis uit de eerstejaarsvakken van de bachelor Technische Planologie. In het vak worden specifiek de grondslagen van planning, beleid en beleidssystemen bestudeerd, in het bijzonder dat beleid dat gericht is op de fysieke leefomgeving. Daarbij wordt de Nederlandse situatie vergeleken met planning- en beleidssystemen elders in de wereld, wordt de Nederlandse situatie ‘an sich’ bezien, in het bijzonder in relatie tot decentralisatie en subsidiariteit, en wordt de Nederlandse situatie ontleed, op basis van planologische vraagstukken en de keuzeprocessen die daarbij plaatsvinden.

Als onderdeel voor de beoordeling van het vak moeten studenten een essay schrijven waarvan het gedachtegoed  van de vele essays beoordeeld is door prof. dr. Gert de Roo. De verkozen essays zijn door de professor bestempeld als ‘zeer goed’ en daarom besteden wij in deze editie van ‘De beste van…’ aandacht aan de essays van Tom Verhoeven en Danielle Ruikes.

Auteurs:
Tom Verhoeven volgt de pre-master voor de master Real Estate Studies. Zijn essay beschrijft de situatie rondom ‘De Ruit’, een nieuw aan te leggen stuk snelweg in de provincie Noord-Brabant.

Daniëlle Ruikes is een tweedejaars bachelor student Sociale Geografie en Planologie. Haar essay beschrijft de demografische krimp in de noordelijke provincies van Nederland.

‘Een stap voorruit, twee stappen achteruit

Essay over het planologisch vraagstuk ‘De Ruit’

Inleiding
Decennia lang is het een heet hangijzer geweest binnen de provincie Noord-Brabant (en daarbuiten), de plannen voor het pakket aan verkeersmaatregelen in het oosten van de regio Eindhoven, in de volksmond beter bekend als project ‘De Ruit’. Ondanks dat de discussie over het wel of niet uitvoeren van De Ruit al ruim dertig jaar speelt, leek het proces sinds 2007 in een stroomversnelling geraakt te zijn. Partijen vonden overeenstemming over het conceptplan en vrijwel alles wees erop dat De Ruit er na al die jaren toch zou komen. Toch werd begin dit jaar duidelijk dat het plan definitief niet gerealiseerd zal worden. In dit essay zal worden besproken waarom dit plan, na al die jaren, dan toch (vooralsnog) niet door zal gaan en of het besluit daartoe logisch is. Hierbij ligt de nadruk voornamelijk op het organisatorisch en institutionele ontwerp. Dit essay beperkt zich enkel tot de ontwikkelingen van de plannen tussen 2000 en heden. Allereerst zullen de situatie, de aanleiding en de betrokken actoren van het plan behandeld worden.

‘De Ruit’
De regio Eindhoven heeft nationaal en internationaal gezien een vooraanstaande positie op het gebied van Research and Development (R&D) en kent een sterke economische dynamiek. Ook de topsectoren zijn goed vertegenwoordigd in de Brainport Regio Eindhoven, met name High Tech Systems & Materials en chemie, maar ook Automotive, Life Sciences, Agro-Food, Creatieve Industrie en Energy. De Provincie wil deze economische toppositie en de welvaart van de regio waarborgen en daar waar mogelijk versterken. Ter verbetering van deze factoren wil de provincie Noord-Brabant onder andere ‘een Ruit’ om Eindhoven heen leggen (Rijksoverheid, 2014). Dit houdt in dat het bestaande wegennet op drie punten aangepast of aangevuld zou moeten worden (zie figuur 2). De twee wegen aan de oost- en zuidzijde van het gebied zullen verbreed worden en aan de noordzijde zal een nieuwe snelweg aangelegd worden.

De aanleg van ‘De Ruit’ heeft grote gevolgen voor de maatschappelijke conctext en de fysieke omgeving en betreft dan ook een breed scala aan actoren. Aangezien dit een multilevel planologisch vraagstuk betreft zal het fysieke en maatschappelijke effect in deze paragraaf worden verdeeld in een drietal schaalniveaus waarbinnen de actoren zich begeven. Hieronder zullen de belangrijkste voor- en tegenstanders ten tijde van de begin/initiatief fase (2000-2008) besproken worden.

Voorstanders
In 2000 geeft het Rijk aan verantwoordelijk te zijn voor het complementeren van de regionale wegenstructuur aan de oostzijde van Eindhoven. Zeven jaar later wordt het plan in hoofdlijnen gepresenteerd in het ‘Bereikbaarheidsakkoord Zuidoostvleugel Brabantstad’ (Provincie Noord-Brabant, Overdrachtsdossier , 2014).  Dit plan is het resultaat van een samenwerking tussen de provincie, SRE (Samenwerkingsverband Regio Eindhoven), Rijkswaterstaat en de dertien betrokken gemeenten. In de initiatieffase van het project zijn dit dan ook de voorstanders van het plan.
Indien het plan uitgevoerd wordt zal, gekeken naar het maatschappelijk niveau waarop dit plan zich bevindt, op mesoniveau de onderlinge bereikbaarheid en doorstroom van wegen tussen bedrijven (en steden) verbeterd worden (G. De Roo, 2013). Naast de Provincie zijn dan ook voornamelijk werkgeversverenigingen groot voorstander van de Ruit. (Adviesgroep de Ruit, 2014).

Tegenstanders
Aangezien de nieuw aan te leggen weg midden in het natuurgebied ‘Het Dommeldal’ zal komen te liggen, zijn het met name de Brabantse Milieufederatie en de natuurorganisatie Stichting Middengebied die zich tegen het plan keren (Adviesgroep de Ruit, 2014). De effecten op het natuurgebied en de natuur in het algemeen vinden op een regionaal en maatschappelijk/materieel gezien op mesoniveau plaats. Zo wordt verwacht dat door het plan ‘De Ruit’ de hoeveelheid verkeer zal toenemen en daarmee gepaard de hoeveelheid geluidsoverlast en luchtvervuilende emissie (Rijksoverheid, 2014, p. 86).

Op microniveau zijn het voornamelijk de hinder ondervindende burgers en plaatsmakende bewoners die last zullen ondervinden en zich daarom zullen verzetten tegen de plannen. Zo dienen langs het gehele traject diverse woningen gesloopt te worden en zal door een toename van de hoeveelheid verkeer geluidsoverlast ontstaan. Veel van deze woningen zijn monumentale panden en/of woningen die voor de bewoners een emotionele waarde hebben (Rijksoverheid, 2014).

Besluitvormingsproces en inspraak
Nu in grote lijnen bekend is wat de belangrijkste actoren en tegenstrijdige belangen zijn is het van belang om ook inzichtelijk te hebben hoe de diverse machtsposities zijn verdeeld en hoe het organisatorische en institutionele ontwerp is ingericht. Later in dit stuk zal blijken dat door de manier waarop dit project bestuurlijk is georganiseerd het van ondergeschikt belang is wat de exacte visies van de diverse partijen zijn.

Om draagvlak te creëren en de in hoofdlijnen geschetste plannen verder vorm te geven, is er door de Gedeputeerde Staten (GS) een Adviesgroep en een Stuurgroep opgesteld (zie figuur 3). De Adviesgroep is opgesteld om de GS vanuit een maatschappelijk perspectief te adviseren (Provincie Noord-Brabant, Overdrachtsdossier , 2014).  In de Adviesgroep zijn de werkgeversverenigingen, milieuinstanties, Staatsbosbeheer e.d. vertegenwoordigd. In haar definitieve advies aan de GS en de Stuurgroep heeft de Adviesgroep aangegeven dat zij, op de milieu- en natuurorganisaties na, positief is over het definitieve plan ‘De Ruit’ (Adviesgroep de Ruit, 2014).
Daarnaast is ook een Stuurgroep tot stand gekomen. In deze Stuurgroep zijn onder andere de volgende partijen vertegenwoordigd: gemeenten, waterschappen, provincie, SRE (Samenwerkingsverband Regio Eindhoven) en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
De (gedupeerde) bewoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties worden vertegenwoordigd door de deelnemers van de Stuur- en Adviesgroep. Vanuit een organisatorisch en institutioneel perspectief zou geconcludeerd kunnen worden dat de indirecte vertegenwoordiging van de bewoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties middels de Stuur- en Adviesgroep zich op microniveau bevindt.
De Stuurgroep en de Adviesgroep brengen een advies uit aan de Gedeputeerde Staten (GS) omtrent de voorgestelde plannen. De GS nemen dit advies in overweging en bieden een definitief voorstel aan de Provinciale Staten aan.

De Provinciale Staten zullen een definitief oordeel vellen over de door de GS aangeboden plannen (Provincie Noord-Brabant, Overdrachtsdossier , 2014). Aangezien de GS en de Provinciale Staten besluiten nemen op het niveau van de provincie kan gesteld worden dat vanuit organisatorisch en tevens institutioneel perspectief deze besluiten op mesoniveau plaatsvinden. Deze vorm van interactie met de betrokken partijen is vergelijkbaar met een sturingsmodel waarin de overheid een nevengeschikte functie bekleed door onderdeel uit te maken van de stuurgroep. De inrichting van de methode waarop besluiten worden genomen neigt echter meer naar het hiërarchiemodel, de overheid is hierin bovengeschikt aan de overige actoren (G. De Roo, 2013).

Het tij keert
Tijdens de initiatieffase van het project zijn, zoals hierboven genoemd, vrijwel alle partijen voorstander van het plan. Toch hebben er een aantal belangrijke ontwikkelingen plaatsgevonden die de uitkomst van het project hebben beïnvloed en waardoor draagvlak en daarmee het succes van het plan zijn verdwenen (zie figuur 4). Per partij zal benoemd worden welke verandering er heeft plaatsgevonden en wat het effect hiervan was.

De steun van het plan vanuit de gemeenten komt, door de gemeentelijke verkiezingen in maart 2014, stevig onder druk te staan. De grootste verandering die plaatsvond is dat de twee (grootste) gemeenten, Helmond en Eindhoven, zich na de verkiezingen tegen het plan keerden. Dit als gevolg van een nieuwe samenstelling van het gemeentelijk bestuur. Ook andere gemeenten spreken middels de Stuurgroep hun twijfels uit. Na het positieve advies van de Adviesgroep komt de Stuurgroep eind 2014 met een verdeeld advies naar de GS toe. Over een deel van de plannen kon de Stuurgroep overeenstemming bereiken, maar voor met name voltooiing van de nieuwe snelweg bestond onvoldoende draagvlak (Stuurgroep de Ruit, 2014). Het Rijk (De Tweede Kamer) heeft, op financieel gebied, een belangrijke rol gespeeld bij dit project. De begrootte kosten voor het aanleggen van de weginfrastructuur van De Ruit komen in totaal uit op zo’n 875 miljoen euro. Dit zou bekostigd worden door Het Rijk, de Regio, de provincie en de SRE. Het Rijk heeft in 2000 aangegeven bereid te zijn om hier 268 (geïndexeerd naar 2014) miljoen euro aan bij te dragen. Toch stemt de meerderheid van de tweede kamer voor een ingediende motie (motie Hoogland/Van Veldhoven 3400-A, nr 44 voorheen 22) op november 2014 en daarmee tegen de financiering van de ruit (Noord-Brabant, 2014; Tweede Kamer, 2015).
Ook op provinciaal niveau vindt er, na de provinciale verkiezingen in maart 2015,  een opmerkelijke verschuiving plaats. Het nieuwe provinciebestuur steunt, ondanks het positieve advies van de GS, het plan definitief niet. Dit blijkt uit het nieuwe Bestuursakkoord ‘Beweging in Brabant’ (Provincie Noord-Brabant, Beweging in Brabant, 2015). Of dat de nieuwe samenstelling van de Provinciale Staten een gevolg is van bewust stemmen door de burgers, op basis van de standpunten over ‘De Ruit’, is niet met zekerheid te zeggen. Opvallend is wel dat uit een onderzoek naar het stemgedrag van een aantal gemeenten duidelijk naar voren komt dat een meerderheid haar keuze heeft af laten hangen van het standpunt van de desbetreffende partij ten aanzien van het project ‘De Ruit’ (MooiLaarbeek, 2015).

Complexiteit van het vraagstuk
Gekeken naar de complexiteit van het vraagstuk kan geconcludeerd worden dat het hier gaat om een eenvoudig vraagstuk. Bij het analyseren van de complexiteit van het plan is het van belang om te kijken naar het relatiebereik en het doelbereik (G. De Roo, 2013).
In eerste instantie lijkt door de oprichting van de Stuur- en Adviesgroep dat het plan bottom-up georganiseerd is. Wanneer we echter vanuit het gedachtegoed van de ladder van Arnstein het organisatorisch en institutioneel ontwerp van deze casus analyseren valt op dat de macht enkel bij de publieke partijen ligt. De partijen die vertegenwoordigd worden in de Stuur- en Adviesgroep zijn enkel bevoegd om advies te geven. Er is hier dus sprake van de symbolische participatievorm genaamd Consultatie (G. De Roo, 2013). Aangezien de macht van de belanghebbenden op mesoniveau nihil is, is er in wezen sprake van een centrale sturing. Daarnaast kan ook geconcludeerd worden dat er sprake is van een relatief enkelvoudig en vaststaand doel (blauwdrukplanning) aangezien het plan in hoofdlijnen door de overheid is gecreëerd en de volledige besluitvoering en macht bij de overheid ligt. Deze vorm van besturen lijkt hierdoor erg op ‘Command and control’. Hierbij ligt de macht hoofdzakelijk bij de overheid (G. De Roo, 2013).

Reflectie
Na decennia discussiëren lijkt er, met het besluit van de Provinciale Staten, een definitief einde te zijn gekomen aan het plan ‘De Ruit’. Wanneer de feiten op een rijtje gezet worden kan geconcludeerd worden dat dit besluit een logische keuze is geweest van de Provinciale Staten. Samen met een aantal andere gemeenten keren de twee belangrijkste gemeenten binnen dit project zich na nieuwe verkiezingen tegen het plan (Provincie Noord-Brabant, Statenmededeling aan Provinciale Staten, 2014). Hiermee verliest het plan een groot deel van haar draagvlak. Naast draagvlak is ook financiering een cruciaal onderdeel van dit plan. Wanneer er geen democratisch draagvlak is en er niet genoeg financiële middelen zijn, is het logisch dat de Provinciale Staten tegen de plannen zijn.
De Gedeputeerde Staten hebben binnen dit project een opmerkelijke rol gespeeld. Ondanks het feit dat de Stuurgroep haar twijfels en onzekerheden had over een deel van het plan worden er door de Gedeputeerde Staten geen wijzigingen doorgevoerd in het advies aan de Provinciale Staten. Zelfs na het wegvallen van de investering van het Rijk van maar liefst 268 miljoen euro beweren de Gedeputeerde Staten dat het plan, na herberekeningen, alsnog gerealiseerd kan worden. Dat ondanks het gemis van de investering van het Rijk het plan alsnog nog realiseerbaar zou zijn, klinkt erg onrealistisch. Ook de Provinciale Staten hadden hun bedenkingen hierover en hebben met het besluitakkoord ‘Beweging in Brabant’ definitief een punt achter het plan gezet. In deze slotfase van het plan wordt pas echt duidelijk wat het effect van de politiek en verkiezingen op dit vraagstuk is. Door deze politieke invloed worden de tegengestelde belangen ondergeschikt aan het feit dat door het democratisch systeem een plan alsnog afgekeurd kan worden wanneer door het stemgedrag van de bevolking er een meerderheid aan de macht komt die (bij voorbaat) tegen het project is.
In het algemeen kan geconcludeerd worden dat de manier waarop dit project is ingericht sterk naar het Technisch rationele neigt. Veel partijen worden wel vertegenwoordigd in de  Advies- en Stuurgroep maar het ontbreken van zeggenschap doet dit traject eerder op een bureaucratisch proces lijken dan op het betrekken van belanghebbenden (G. De Roo, 2013). Dit zal uiteraard ook met de omvang en het stroperige verleden van het project te maken hebben. Tot op heden is er al decennialang gedebatteerd over ‘De Ruit’, zou dit dan de laatste discussie zijn geweest of is het een kwestie van wachten op de volgende verkiezingen?

Gebruikte literatuur
Adviesgroep de Ruit. (2014). Advies Adviesgroep de Ruit. Adviesgroep de Ruit.

  1. (2014, november 27). Opgeroepen op november 1, 2015, van http://fd.nl/frontpage/economie-politiek/924809/kamer-stemt-tegen-ruit-om-eindhoven
  2. De Roo. (2013). Abstracties van planning. Assen: Vormgeving In Ontwerp.

Ministerie van Infrastructuur en Milieu. (2015, januari 22). Motie Ruit Eindhoven. Den Haag.

MooiLaarbeek. (2015). Rapportage Verkiezingen.

Noord-Brabant, P. (2014, November 28). Provincie Noord-Brabant. Opgeroepen op December 9, 2015, van Provincie Noord-Brabant: https://www.brabant.nl/actueel/nieuws/2014/november/provincie-teleurgesteld-over-standpunt-tweede-kamer-ruit.aspx

Nuiver, M. (sd). Vrijblikken.nl. Opgeroepen op december 11, 2015, van http://vrijblikken.nl/index.php/overons

Provincie Noord-Brabant. (2014). Overdrachtsdossier . Provincie Noord-Brabant.

Provincie Noord-Brabant. (2014). Statenmededeling aan Provinciale Staten.

Provincie Noord-Brabant. (2015). Beweging in Brabant.

Rijksoverheid. (2014, november 20). MKBA Ruit Eindhoven. Amsterdam: Rijksoverheid.

Stuurgroep de Ruit. (2014). Advies Stuurgroep de Ruit.

Tweede Kamer. (2015, november 25). Opgeroepen op november 14, 2015, van http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2014D44364&did=2014D44364

Gesprekspartner:
Naam: De heer J.H.A.M. Jansen
Bedrijf: Provinciale Omgevingscommissie
Betreft: Besluitvormingsproces en positie burgers hierin

Krimpgebieden in Groningen
De slag om Ganzedijk
Ganzedijk

Bevolkingsgroei en –krimp in Nederland
‘De bevolkingsgroei zet door’ en ‘Nederland wordt steeds voller’ zijn uitspraken die we de laatste jaren vaak horen. Volgens de prognoses van het centraal bureau voor de statistiek en het planbureau voor de leefomgeving zal tot 2040 de bevolking in Nederland nog met één miljoen personen toenemen (CBS/PBL, 2013). Ook al blijft de bevolking in Nederland groeien, de hoogte van het percentage van de bevolkingsgroei neemt langzaamaan af.
Ondanks deze groei, die dus nog tot 2040 door zal zetten, zijn de regionale verschillen groot in Nederland. De steden blijven de komende jaren groeien, maar in andere delen van Nederland zal de bevolkingsgrootte dalen. Dit komt vooral door een trek van het platteland naar de stad (Topteam Krimp, 2009).
Deze daling van de bevolking wordt ook wel bevolkingskrimp genoemd. Krimp betekent de terugloop van de bevolking en huishoudens in bepaalde gebieden. Vanaf 2040 zal deze krimp in heel Nederland plaatsvinden, maar het is nu al zichtbaar in de provincies Groningen, Zeeland en Limburg. Noordoost-Groningen en Oost-Groningen zijn de grootste krimpregio’s van Nederland (Provincie Groningen, 2009).

Krimpgebieden in Groningen
De prognoses qua bevolkingskrimp voor Noordoost-Groningen en Oost-Groningen zijn in de volgende tabel samen te vatten.

table
*
Gemeenten: Appingedam, Delfzijl, Eemsmond en Loppersum
**Gemeenten: Bellingwedde, Menterwolde, Pekela, Reiderland, Scheemda, Stadskanaal, Veendam, Vlagtwedde, en Winschoten

De provincie Groningen heeft in het rapport ‘Krimp in Groningen’ (2009) enkele consequenties weergegeven waar deze krimpregio’s mee te maken krijgen:

  • Leegstand en waardedaling van woningen
  • Sociale segregatie
  • Voorzieningen komen onder druk te staan
  • Door de leegstand, sociale segregatie en het opheffen van voorzieningen treedt verloedering op

Hierdoor komt de leefbaarheid van bepaalde gebieden in Nederland onder druk te staan.

Ganzedijk moet van de aardbodem verdwijnen
Deze krimp en de bijkomende consequenties trad ook op in het dorp Ganzedijk (Oost-Groningen). Begin 2008 was het dorp waar het merendeel van Nederland nog nooit van gehoord had voorpaginanieuws: ‘Ganzedijk moet van de aardbodem verdwijnen’. De toenmalige wethouder van voormalig gemeente Reiderland (tegenwoordig opgegaan in gemeente Oldambt) kwam tot de conclusie dat er maar één oplossing mogelijk was voor de slechte kwaliteit van de woningen en de leegstand in Ganzedijk. Om verdere verloedering in het geding te houden moest de kern van het dorp gesloopt worden. Hiermee zouden 57 van de 80 woningen van de aardbodem moeten verdwijnen (SEV, 2011).
Deze beslissing heeft de wethouder de kop gekost. Zijn fractie zei het vertrouwen in hem op. Dit kwam door de manier van communiceren. De wethouder had bekendgemaakt dat het dorp plat moest, terwijl de besluitvorming in de raad nog moest plaatsvinden. Hierdoor werden alle inwoners van het dorp in onzekerheid gehouden. Door te zeggen dat je alles met de burgers wil doen en dan aan komen zetten met een soloplan, maakte het ontslag van de wethouder een feit (van Beek, 2008).
Door de slechte kwaliteit van de woningen, de leegstand en de verpauperde woonomgeving kwam de gemeente Reiderland eind 2006 tot de conclusie dat de sociale problematiek en de leefbaarheid aangepakt moet worden. Er wordt een visie ontwikkeld door KAW- architecten en adviseurs over de toekomst van Ganzedijk. Er wordt hierbij een projectteam samengesteld waarin de gemeente, de provincie, KAW en woningcorporatie Acantus aanschuift.
In dit vroege stadium ontstaat er al verwarring over de rollen en verantwoordelijkheden. De provincie ziet de gemeente als opdrachtgever en ook als verantwoordelijke voor het onderzoek. De gemeente, KAW en Acuntus vonden dat de provincie ook opdrachtgever was en dus medeverantwoordelijk samen met de gemeente voor het KAW-onderzoek.
Vanuit de bewoners was de veronderstelling dat het onderzoek de leefbaarheid in Ganzedijk zou verbeteren. Tijdens de bewonersavond kregen ze echter iets anders te horen. Via een gefaseerde aanpak zouden de woningen in Ganzedijk gesloopt worden (SEV, 2011).
De bewoners waren het niet eens met conclusie van het onderzoek. Sociale problemen heb je in veel gebieden in Nederland, dan wordt er ook niet zonder meer gezegd dat alles gesloopt moet worden. In plaats daarvan kan er beter naar oplossingen gezocht worden. In Ganzedijk was dit ook het geval. De bewoners waren tegen de sloop. Zij hielden meerdere acties die er mede met de mediadiscussies toe hebben geleid dat de bal bij de bewoners kwam te liggen.

Bewoners in opstand: ‘Energiek Ganzediek’
De bewoners kregen in 2008 tot oktober de kans om zelf met alternatieven te komen. Vijf groepen brachten de kwaliteiten en de potentie van het dorp in kaart. In deze tijd heeft ook woningbouwvereniging Acantus de bewoners een warm hart toe gedragen door te helpen om de verslonzing tot een halt toe te roepen. De uitdaging die nu gold: Wat gaan we doen met Ganzedijk? Alle commotie en media-aandacht had het namelijk niet makkelijker gemaakt om tot een goede aanpak te komen (van Beek 2008).
Hoe is het verder gegaan? In maart 2008 werd de stuurgroep opgericht onder de bewoners en kwam er een brief met toezegging tot een subsidie van €20.000 door de provincie. Gedurende het jaar zijn er veel vergaderingen geweest en bezoeken gebracht om tot een zo goed mogelijke oplossing te komen. In oktober 2008 kwam het Actiecomité met het rapport Energiek Ganzediek (SEV, 2011).
Het rapport van de bewoners is op verschillende factoren gericht die verbeterd kunnen worden, om zo de leefbaarheid in het hele dorp te verbeteren.
De eerste factor die bekeken is zijn de woningen. Hierin geven ze aan dat ze de woningen willen renoveren, afhankelijk van de wensen en het draagvlak van de bewoners. Voor de huurwoningen van Acantus moeten er investeringen komen en voor de koopwoningen moet er een subsidiesysteem opgezet worden door de overheden en de woningcorporatie. Hierbij staat ook hoog op het lijstje dat de woningverbetering hand-in-hand moet gaan met energiebesparing. Ze komen met het idee om eigen energie op te gaan wekken. Ze willen in samenwerking met Acantus Ganzedijk in eigen beheer opknappen en laten ontwikkelen.
De tweede factor is de voorzieningen in Ganzedijk. Ganzedijk wil meer zijn bewoners zelf kunnen voorzien. Daarom staan in het rapport verschillende voorzieningen die de bewoners graag in het dorp zouden willen hebben, zoals: een dorpshuis, een dorpswinkel, een pannenkoekenhuis, een werkplaats-hotel en speelvoorzieningen. Ook willen ze dat de bedrijvigheid blijft bestaan en hopen ze op subsidies voor ondernemers. De verkeersveiligheid zou aangepakt moeten worden via drempels, versmallingen en slingers. Om deze ideeën qua voorzieningen te bewerkstelligen wordt vooral hulp aan de gemeente en de provincie gevraagd.
Als derde en laatste factor staat de omgeving in het rapport. Ze vinden dat de natuur en het karaktervolle landschap beheerd moeten blijven. De rust, zuiverheid en afzondering moeten blijven, omdat de flora en fauna daar afhankelijk van zijn. Ook moet de krimp tegengegaan worden, omdat dit zorgt voor de verpaupering van het dorp. Daarom zouden de bovenstaande wijzigingen moeten zorgen dat de bevolkingsgrootte stabiel blijft.
Wat hoog in het vaandel staat volgens het actiecomité is de samenwerking van bewoners, Acantus, de gemeente en de provincie (Actiecomité Ganzedijk Blijft, 2008).
Eind 2008 wordt dan begonnen met het haalbaarheidsonderzoek voor ‘Energiek Ganzediek’. Na het rapport van de bewoners is het sloopplan van de baan, omdat hier geen draagvlak voor was en ook niet voldoende financiële middelen.
Een deel van de woningen wordt gerenoveerd en een ander deel zal toch gesloopt moeten worden. De bewoners waarvan de koopwoningen gerenoveerd moeten worden krijgen een aantrekkelijke lening met lage rente voor de renovatie. De bewoners van de woningen die gesloopt gaan worden krijgen een verhuizingsvergoeding.
Er zijn ook enkele voorzieningen gekomen in het dorp. Er is een speeltuin en een vlindertuin gekomen(SEV, 2011).
Huizen, onverzorgde voortuinen, bermen, rioollucht en klachten over de verkeersveiligheid: het wordt nu allemaal aangepakt (Broekema, 2010). Maar de verbetering zoals de bewoners het zouden willen, is er nog lang niet.

Complexiteit
Dit planologisch vraagstuk is te zien als een zeer complex vraagstuk.
Onzekerheid is bij dit vraagstuk een blijvend gegeven. Ondanks de verbeteringen en de plannen is er geen zekerheid dat dit de bevolkingskrimp tegengaat. Wegens de geringe financiële middelen moet er ook nog maar gezien worden of alle plannen gerealiseerd kunnen worden.
Het vraagstuk maakt ook onderdeel uit van een groter geheel, het vraagstuk is belangrijk voor alle krimpgebieden die er in Nederland zijn en ook voor die er nog gaan komen.
Het lokale en individuele belang was hier uiteindelijk ook de leidraad voor de ontwikkeling. Het ging om de belangen van de bewoners, zodat hun dorp weer leefbaar zou worden. Ook al begon het plan heel technisch-rationeel, met een eenzijdige beslissing tot sloop van het dorp. Dit is langzaam overgegaan naar communicatieve rationaliteit. Waar er op institutioneel niveau samengewerkt werd tussen de overheden (gemeente, provincie), belanghebbenden (woningcorporatie Acantus) en de bewoners. Door deze interactieve sturing en integrale aanpak is er een goede overeenstemming gekomen tussen de betrokken partijen (de Roo, 2013).

Conclusie
Ondanks dat de partijen nu in overeenstemming zijn gekomen over de plannen, schortte er een hoop aan de besluitvorming voor deze plannen.
Ten eerste was de sloop die in eerste instantie aangekondigd was financieel niet haalbaar. Het is dus belangrijk dat je meteen met realistische en uitvaarbare plannen komt.
Ten tweede werden in eerste instantie de bewoners niet betrokken bij de plannen voor de herstructurering. Voor de bewoners leek het zo alsof zij verjaagd werden. Het is belangrijk om van begin af aan goed te overleggen en te communiceren met de bewoners, aangezien het gebied waar het overgaat hun leefomgeving is. De kans is groot als er geen overleg of goede communicatie is dat de bewoners in opstand komen.
Ten derde is de communicatie tussen de overheden en belanghebbenden ook een belangrijk proces in de besluitvorming. Er was hierbij verwarring over wie er eindverantwoordelijk voor het onderzoek waren. Dit komt de besluitvorming niet ten goede (SEV, 2011).

Literatuurlijst
Actie Comité Ganzedijk Blijft (2008). Energiek Ganzediek: bewonersplan voor onze nieuwe toekomst. Ganzedijk: Vereniging Dorpsbelangen Ganzedijk – Hongerige Wolf en Actie Comité Ganzedijk Blijft.

Beek, S. van (2008). Van de kaart. Geraadpleegd op 07-12-2015 via: http://www.binnenlandsbestuur.nl/ruimte-en-milieu/achtergrond/achtergrond/van-de-kaart.100145.lynkx.

Broekema, P. (2010). Ganzedijk leeft weer. Geraadpleegd op 11-12-2015 via: http://nos.nl/artikel/150440-ganzedijk-leeft-weer.html

CBS/PBL (2013). Regionale prognose 2013-2040: Vier grote gemeenten blijven sterke bevolkingstrekkers. Den Haag: Centraal bureau voor de statistiek en Planbureau voor de leefomgeving.

Provincie Groningen (2009). Krimp in Groningen. Groningen: Provincie Groningen.

Roo, G. de (2013). Abstracties van Planning: Over processen en modellen ter beïnvloeding van de fysieke leefomgeving. Groningen: InPlanning.

SEV (2011). Lessen uit Ganzedijk. Rotterdam: SEV, Platform31.

Topteam Krimp (2009). Krimp als structureel probleem. Den Haag: Rijksoverheid.

1 COMMENT

LEAVE A REPLY

Please enter your comment!
Please enter your name here

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.