Ingezonden door prof. dr. Piet Pellenbarg
Te midden van de tien faculteiten van de Rijksuniversiteit Groningen is de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen een jonkie. Formeel is ze als zelfstandige faculteit pas ingesteld in 1987. Als wetenschappelijke discipline zijn de ruimtelijke wetenschappen al wat langer, namelijk vanaf 1948 aan de RUG vertegenwoordigd. In dat jaar werd de eerste leerstoel in de Economische en Sociale Geografie ingesteld en Hendrik Jacob Keuning (1904-1985) daarop werd benoemd. Sinds die start in 1948 heeft zich een geweldige groei en ontwikkeling voorgedaan. Er kwamen geleidelijk aan vele nieuwe studieprogramma’s naast de oorspronkelijke Sociale Geografie opleiding. Een grote golf van onderzoek, publicaties en dissertaties spoelde door de faculteit. Het les-, denk- en werkniveau is nu absoluut internationaal en wordt continu vernieuwd. Dat is prima, zo hoort het ook. Een universitaire faculteit is een forum, een atelier, een laboratorium en geen museum.
Maar toch, net als in alle bedrijven en organisaties wordt de eerbiedwaardigheid en status van een wetenschappelijke instelling onvermijdelijk óók geassocieerd met haar leeftijd en voorgeschiedenis. Heeft een faculteit haar veerkracht en vernieuwingsdrang bewezen door stormen te doorstaan en te overleven? Kan ze bogen op memorabele prestaties? Heeft ze bijzondere wetenschappers onder haar medewerkers geteld, heeft ze studenten opgeleid die later opzienbarende carrières opbouwden in de wetenschap, het bedrijfsleven of het openbaar bestuur? Hebben die een relatie met de faculteit behouden? En als er zulke memorabele personen, prestaties en relaties zijn, leeft het bewustzijn daarvan dan ook onder de huidige studenten en medewerkers van de faculteit? Waaraan hangt dat bewustzijn dan? Is er ergens in de faculteit nog iets van haar geschiedenis te zien? Iets tastbaars, iets zichtbaars?
“Er is in de bijna zeventig jaar dat ‘Geografie in Groningen’ nu bestaat eigenlijk nooit iets gedaan om de herinnering aan haar verleden te bewaren door daar iets materieels van te behouden”
Helaas is het met de aanwezigheid van tast- en zichtbare herinneringen aan de geschiedenis van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen droevig gesteld. Er is in de bijna 70 jaar dat ‘Geografie in Groningen’ nu bestaat eigenlijk nooit iets gedaan om de herinnering aan haar verleden te bewaren door daar iets materieels van te behouden. Oude inventariselementen zoals kasten, tafels en stoelen werden weggedaan als er nieuwe en betere kon worden gekocht, dat kan iedereen nog wel begrijpen. Maar even rücksichtslos zijn hele voorraden grote wandkaarten, topografische kaarten en cartografische producties van de vroegere ‘tekenkamer’ weg gekieperd zodra ze niet meer gebruikt werden. Alles staat immers op internet en elk plaatje of kaartje dat je wilt zien of vertonen kan naar elke muur worden opgebeamd. Een paar bijzondere atlassen gingen naar de UB, de rest van de ooit grote atlassenverzameling is weggegooid. Niemand keek er toch meer in. Oude apparaten: ook weg. Had je nog wel eens een optische pantograaf willen zien? Of een kartofoot? Of een stereoscoop? Of zelfs maar een computerterminal uit 1985? Kan niet, het is nu allemaal weg. Eén eenzaam relikwie resteert nog: de stoel waar ooit professor Keuning op heeft gezeten.
De eer voor het bewaren van de stoel komt geheel en al toe aan de faculteitsvereniging Ibn Battuta. Studenten mogen dan passanten zijn in vergelijking met de medewerkers en bestuurders van de faculteit, ze hebben in deze meer eerbied voor het verleden getoond dan hun begeleiders. Hoe is het gegaan? Keuning’s meubilair (een ronde tafel en vier fauteuils) is na zijn afscheid in 1974 nog wel even blijven staan op wat ooit zijn kamer was op de 7e etage van het WSN gebouw (nu ‘Duisenberg building’) maar werd ergens eind jaren zeventig van de vorige eeuw verwijderd toen de nieuwe bewoner van Keuning’s kamer (dat was professor Lukkes) een nieuwe inrichting kreeg. De beheerder van het Geografisch Instituut, dat was in die tijd dhr. Sibma, schonk het oude meubilair van Keuning aan de faculteitsvereniging. De vereniging kreeg in diezelfde tijd voor het eerst een eigen kamer op de begane grond van het WSN gebouw en daar moesten ze toch ook wat hebben om op te zitten. De stoelen hebben daar alsnog vele jaren dienstgedaan, tot ze door talloze studentenbillen volkomen aan flarden waren gezeten en tenslotte werden weggedaan. Dat wil zeggen: weggedaan op één na dus, die werd uit nostalgie gespaard en bewaard, met grote gaten en scheuren in de zitting. Het Ibn bestuur 2014/2015 nam het gedenkwaardige en lofwaardige besluit de stoel te laten restaureren en dat is prachtig gedaan. De stoel wordt nu tentoongesteld samen met een foto uit 1967 waarop je de zitgroep waarvan ze oorspronkelijk deel uitmaakte in zijn geheel ziet staan. Keuning en een paar van zijn stafleden uit die tijd zitten te vergaderen. Overigens staat de tafel uit de zitgroep ook nog op de Ibn kamer, maar die is nu wit geschilderd en daardoor onherkenbaar.
Hoe oud is die ‘stoel van Keuning’ eigenlijk? Dat is niet precies te zeggen. Misschien zestig jaar. De stoel stond laatstelijk dus op Keunings kamer in het WSN gebouw, maar daarvoor stond hij ook al op zijn kamer in het Geografisch Instituut aan de Kraneweg (daar is de foto van 1967 genomen). Maar waarschijnlijk stond de zitgroep waarvan de stoel deel uitmaakte ook al eerder in de jaren zestig of eind jaren vijftig in Keunings kamer, toen het Geografisch Instituut nog aan de Grote Markt in het kantoorpand recht tegenover de Martinitoren, op de hoek van de Grote Markt met de Kreupelstraat was gehuisvest. Nu is dat geen kantoorpand meer, want tegenwoordig zitten er appartementen in. Ruud Vreeman heeft er gewoond in het jaar dat hij – na het voortijdig vertrek van Peter Rehwinkel eind 2013 – waarnemend burgemeester van Groningen was. Lees Vreemans impressies daarover in ‘Mijn kleine Grote Markt’ (2014, In Boekvorm Uitgevers, Assen) en zie de prachtige foto’s die hij schoot vanaf het balkon van zijn appartement op de eerste etage, precies daar waar ooit de kleine collegezaal van het Geografisch Instituut zat! Keunings kamer, met waarschijnlijk dus zijn zitgroep, zat een etage hoger. De meubelstijl van Keunings stoel pas wel bij een aanschaf eind jaren vijftig, toen stalen buisframe zitmeubelen populair waren. Dit gold met name voor de ontwerpen van Gispen en Tubax, die eigenlijk al dateren uit de jaren dertig. Tegenwoordig zijn die buismeubelen weer populair, maar dan als ‘vintage’ modellen. Keunings stoel lijkt op een jaren veertig ontwerp van Tubax, maar komt niet helemaal overeen. Misschien een goedkopere versie, wellicht van Ahrend, waar de RUG sinds jaar en dag kantoormeubilair met kwantumkorting koopt.